DJANGO

THE ULTIMATE EXPERIENCE

Het opleiden van Boxers is zowat mijn tweede natuur gewodddrden. Essentieel om een boxer op een korte periode een volledig IWR programma aan te leren, is een goeie relatie hond-geleider. De rest – en dat zijn alle oefeningen- is techniek. Ik heb het onschatbare privilege dat ik vrijwel uitsluitend mooie Boxers mag opleiden.De relatie met elk van die Boxers is uniek en je kan niet drie maand intensief met een boxer werken zonder er een heel speciale affectieve band mee te hebben. Eéntje moet altijd uit de band springen – dat gevoel kent iedereen : mij is het één keer overkomen dat vrijwel alles direct in de plooi viel. “Franklin-Django van de Matenhof” was en is de naam.

Hij was mij opgevallen op de “Dogachtigen” show in 98 . Een grote gestroomde reu, hooggesteld vierkant lichaam en een prachtig hoofd. Maar het was zijn speels arrogante manier van verschijnen in de ring en de natuurlijke zelfverzekerheid die in zijn ogen blonk, die mijn hart en m’n stem een tik lieten overslaan. Hij won niet en het deed er ook niet toe. Ik wist dat ik die boxer nooit meer zou vergeten. In 99 kreeg ik het aanbod van de fokker-eigenaars – Eef en Guus Krop-Vermeulen- “Django” op te leiden voor IWR1.Voor hen geen gemakkelijke beslissing.Voor niemand trouwens die zijn boxer bij een ‘vreemde’ op training plaatst. Ik hoefde niet na te denken. Django voelde zich vanaf de eerste dag thuis, zowel in de kennel, op het terrein als in huis. Ik wist ook meteen dat ik met hem niet kon omgaan zoals ik gewoon was. Eigenlijk dacht ik heel weinig : het was alsof we elkaar al langer kenden en ik hem zomaar kon vertrouwen.En omgekeerd, wat moeilijker is. Gevolg was dat ik meer uren spendeerde met Django buiten het terrein dan erop. We gingen zwemmen in de BLOSO vijver, s’avonds op het verlaten strand achter de kazerne van Lombardsijde wandelen, langs de boorden van de Ijzer fietsen. De oefeningen leerde hij spelenderwijs : nieuwsgierig , leergierig, vol energie en uitdagend. De wereld bekeek hij als iets wat te veroveren viel en waarvan hij met volle teugen kon genieten.Wat hij dan ook gulzig deed. Anderzijds kon ie heel rustig en relaxed zijn, met een volkomen natuurlijk respekt – zonder de minste zweem van onderworpenheid.Ik kan niet anders zeggen dan dat ik me “happy” voelde met hem- en dat kan idioot klinken voor een trainer, maar ik heb me bij Django ook nooit “trainer” gevoeld. Dat hij uiteindelijk door zijn IWR 1 ‘wandelde’ zal ik niet beweren maar hij had er toch behoorlijk schik in. De foutjes die hij al maakte kwamen door gebrek aan ervaring en door z’n onstuimigheid. Hoezeer je het ook probeert te vermijden , de meeste Boxers zijn op de wedstrijddag altijd wat onder de indruk van de geprikkelde stemming die in de lucht zindert – en als geleider ben je dat ook. Niet Django : hij onderging de drukte nieuwsgierig, was hooguit wat verbaasd over mijn formele manier van doen, deed wat hij moest doen en wist ook dat hij het goed had gedaan. Dat was ook bij z’n ZTP-proef zo.

Ondertussen had ik met Eef en Guus kunnen afspreken dat we enkele grotere shows zouden doen met hem.Op de Belgische Boxerdag van 99 was het meteen raak, vanuit de open klas werd ie onder Marek Lewandowski Beste Reu met CAC en hij werd ook eerste in de open klas op de Duitse Jahressieger onder Günter Karg. Buiten Nederland was Django nog nooit eerder op tentoonstelling geweest.Agesproken was dat ik hem zou voorbrengen.Een zeer aangename ervaring om met deze reu vol zelfvertrouwen, een ring binnen te stappen. De allure straalde van hem af : hij deed daarvoor niets speciaals, hij was gewoon zichzelf – net zoals hij in de kennel stond toe te kijken hoe een vlucht zeemeeuwen in een naburig veld neerstreek. Hij charmeerde op een ongedwongen manier de keurmeester en genoot duidelijk van de aandacht.

In de late herfst ging hij terug naar Rotterdam. “Yaws” een gele zoon uit z’n eerste nestje bij ons, toonde al op piepjonge leeftijd dat hij de expressie ( en nog wel wat andere dingen) van zijn vader had meegekregen. Hij zou blijven.

In de lente van 2000 namen we Django mee naar de ATIBOX show in het Portugese Espinho. Alsof ie nooit was weggeweest : zot als een achterdeur en hij zou wel zien wat de dag van morgen bracht. De titel won hij op de hem eigen, aristokratische wijze: zijn definitieve internationale doorbraak.Al kon hem dat geen fluit schelen : de fonteintjes in de tuin van het hotel waren pas echt de moeite waard. Het zou een leugen zijn te verbergen dat m’n moeder en ikzelf die dagen op een wolkje leefden. Ook al had Django, in principe, niets met onze kennel te maken.In werkelijkheid had hij zich vanaf dag één gedragen alsof hij thuis was en instinctief voelde iedereen dat ook zo aan.Op een heel fijne en faire manier werd dat ook zo ervaren door zijn eigenaars: ze lieten hem dan ook soms een week bij ons – z’n buitenverblijf in België zeg maar.Toen we in de maanden die daarop volgden ook wat zuchtshauen in duitsland bezochten, en Django ieder keer weer zonder dat te beseffen de aandacht naar zich toe trok , begon dat stilaan te knagen aan sommige vriendschappen. Eerst had ik het niet door, tot ik besefte dat ik met Django inderdaad stokken in de  wielen stak, van vrienden en zelfs van boxers uit onze kennel. Met Django was ik ondertussen zo vergroeid, dat ik hem niet eens meer als een ‘vreemde’ hond kon ervaren.Voor wie daarbuiten stond was dat natuurlijk wel even anders. Voor mij hoefde hij echt niet te winnen.En natuurlijk was het prettig achter dat eerste bordje, maar we genoten er evenveel van als hij dwaze kuren uithaalde op de vlakte voor de ijzertoren ( tot hilariteit of afgrijzen van de toeristen) of als ie parmantig  de avondinspectie ging lopen rondom de kennel als alle andere boxers uit de looprennen gehaald waren.Ook die leken zijn wat aparte status te accepteren.Het was trouwens beneden zijn niveau om andere honden zelfs maar uit te dagen.

Eind augustus vertrokken we met Django voor een tiendaagse tocht doorheen Tsjechië en Polen. Met niets te verliezen en niets te bewijzen, had ik met hem de tijd van m’n leven. Vreemd land, nieuwe mensen, ruimte zat en uren om in de velden te dolen…Op zaterdag won hij in Olomouc de Tsjechische Jahressiegertitel en op zondag werd hij Beste van het ras op de CACIB show in Boleslav. Wat hem niet belette de volgende dag, langs een afgelegen weg het Beest uit hangen door een achtergelaten autozetel tot op de spiralen aan flarden te scheuren. Van capsones had hij geen last. Ook niet toen we zes dagen en vele kennels later in het poolse Wroclaw aankwamen. Op de vooravond van de Poolse Jahressieger, tijdens het grote feest is, onder vakkundig toedoen van een aantal Poolse en Russische vrienden, één en ander uit de hand gelopen. Zij drinken dan ook andere dingen dan mijn gewone Red Bull en Colablikjes.Gelukkig lag Django dan al lang voluit op het hotelbed te ronken. Ik heb hem niet horen klagen. Toen we enkele uren later ontelbare rondjes in de alsmaar groter wordende ring moesten lopen, heb ik sterretjes gezien als nooit tevoren maar het leverde fit en frisse Django wèl de Poolse jahressiegertitel op. En als toemaatje , s’avonds een intieme kennismaking met een biezonder mooie Poolse teef. Op de terugweg naar huis , s’nachts en in het pikdonker.Ik was inmiddels alleen met Django. Enkele kilometer voor de Pools-Duitse grens. Op de parking klemgereden door een poolse combi, waarin twee agenten die beweerden dat ik te snel had gereden. Dat begreep ik toch uit hun minimale duits. Hadden al m’n pas, rijbewijs en gsm in handen en wilden auto én Django aanslaan. Sofort. Tot ik m’n portefeuille opendeed en aarzelend duitse marken liet zien. Dat leek een miraculeuze werking te hebben op hun duitse woordenschat, hun geheugen én hun humeur. Met enkele vriendelijke schouderklopjes, een lege portefeuille ( daarin nog enkele zsloty’s die ze echt niet wilden) en trillende benen, maar mèt Django, veilig op de achterbank, kon ik vertrekken.

Een half uur later, over de grens, bij de eerste duitse Raststatte ben ik gestopt. Django heeft er , zich van geen kwaad bewust, het ruime veld achter het restaurant afgedweild op zoek naar opwindende luchtjes- terwijl ik op de boordsteen heb zitten bedenken dat ik voor de eerste keer echt opgelucht was om op duitse bodem te vertoeven.

De daaropvolgende drie weken werden pas echt turbulent. Eerst hadden we de Belgische Speciale waar Django niet was ingeschreven – je moet niet twee keer proberen hetzelfde te doen -;daarna de Duitse Jahressieger in Schwäbisch-Hall. Daar werden we in gebruikshondeklasse verslagen, wegens  kort in snuit (nu ja, Django hééft ook een korte neus), door een prachtige italiaanse reu , Dylan dei Centurioni, die later ook Beste van het ras zou worden.Hoed af voor Dylan. Maar op maandag dook plots een dilemma op. Diezelfde week, op zaterdag werden we in Italie verwacht voor een vergadering met vertegenwoordigers van andere boxer clubs om een officieel verzet tegen het duitse coupeerverbod (oren én staart) aan te tekenen. Nu hadden we zelf de hand in het opzetten van zo’n vergadering, maar de datum was pas op allerlaatste ogenblik door de BCI vastgelegd. Normaal zouden we die zaterdag met Django in Kassel zijn én de dag erop in Charleroi. Een belangrijk weekend omdat ie al naar gelang het resultaat of Belgisch of Duits kampioen kon worden- of geen van beide natuurlijk..(Internationaal kampioen was ie geworden na het IB van Boleslaw). Na druk overleg met Guus en Eef, besloten we dat zij naar de tentoonstellingen zouden rijden en wij naar Italië. Een compromis dat mij door het hart sneed. Dat weekend zijn de batterijtjes van mijn gsm meerdere keren vervangen en ik wil de rekening niet zien. Maar Django, Eef en Guus beleefden het weekend van hun leven: Beste van het ras op zaterdag in Kassel, idem dito op zondag in Charleroi. Resultaat was dat Django niet of/of werd, maar én Duits én Belgisch Kampioen. En om het heel mooi te maken werd een zoon van hem die in Nederland bij Toon en Sancuray opgroeit ( “Zeus van Sapho’s Hoeve”), op de Italiaanse Jahressieger tot beste Pup gekozen.

Niet dat het voor Django veel uitmaakt- zijn blik heeft nog altijd die mengelmoes van kinderlijke onschuld en flegmatieke arrogantie en hij blijft lopen als een snuivende dravershengst in de laatste rechte lijn naar de Prix d’Amérique toe- maar  voor mij is het een enorme voldoening om een Boxer die niet enkel mooi is, niet enkel een goed vererver blijkt, maar die een goudeerlijk karakter heeft en waarmee ik zoveel plezier heb, daar te kunnen brengen waar hij thuishoort : bij de groten. Misschien het mooiste geschenk wat ik ooit gekregen heb, is dat Guus en Eef, op eigen initiatief ,mij hebben laten inschrijven als mede-eigenaar van “Franklin-Django van de Matenhof”. Wat kan ik anders : Bedankt Guus en Eef, bedankt Django – mijn vriend.

INGMAR SIOEN.dd