COUPEERVERBOD IN OPSPRAAK

"GIJ ZULT NIET COUPEREN"

HET ELFDE GEBOD VOLGENS Min. AELVOET : “GIJ ZULT NIET COUPEREN”.

De persmededeling van 11/05/2001 op de site van de Belgische regering ( http://www.minsoc.fgov.be) liet niets aan duidelijkheid over: « Aelvoet beperkt amputaties bij dieren”. Eerder die dag had de ministerraad een lijst goedgekeurd met ingrepen op dieren die nog zijn toegestaan. Couperen van oren en staart bij honden stond niet op die lijst. De groene minister kondigde de publicatie aan van een Koninklijk Besluit in die zin, waarna “ het wettelijk verbod op het verrichten van de overige ingrepen in werking zal treden”. De kogel is dus door de kerk: met onze argumentatie is de vloer aangeveegd.

Het KB is verschenen in het Belgisch Staatsblad op 4 juli 2001.

Wat betekent deze beslissing voor ons concreet?

1/  vanaf  1 oktober 2001 is het verboden de oren te couperen.

2/  vanaf  1 januari 2006 is het couperen van de staart verboden.

3/  vanaf  1/10/2001 (oren) of vanaf 1/01/2006 (staart), is het verboden honden waarop deze    handelingen toch zijn uitgevoerd toe te laten op “tentoonstelling, keuring of wedstrijd”.

4/  vanaf die data is het ook verboden dergelijke (gecoupeerde) honden te “verhandelen”.

5/ Het couperen (oren of staart) zal vanaf die data uitsluitend nog kunnen om een “diergeneeskundige reden”.

De minister “rekent erop” dat de overgangsperiode niet zal gezien worden als uitstel, maar als aanpassingsperiode waarbij de “hondenstamboeken, geacht worden, dit nieuwe beeld van de hondenrassen actief te zullen helpen promoten”.

Wat de Koninklijke Belgische Boxer Club betreft : de Minister droomt.

Kritische opmerkingen mbt de tekst en de motivering…

1/ De procedure mag dan juridisch in orde zijn, ze gaat  uit van een moreel discutabel punt: “alles is verboden, uitgenomen wat uitdrukkelijk is toegestaan”, in dit geval de lijst met toegestane ingrepen. Dit impliceert fundamenteel de aanvaarding van een verregaande overheidsregulatie van individuele handelingen. Een moreel én politiek voorzichtiger benadering is: “ alles is toegestaan, uitgenomen wat expliciet verboden is”. Het is een raadsel hoe “liberale” ministers, die geacht worden de Vrijheidsgedachte te koesteren, hier hebben kunnen naast kijken. Mogen we ‘onverschilligheid’ opperen?

2/ De minister stelt dat er vier criteria werden toegepast om uit te maken of een ingreep op de lijst kwam of niet:

–          In hoeverre wordt het welzijn van het dier geschaad?

–          Gaat het om “blijvende verminking”?

–          Streeft de ingreep een “aanvaardbaar doel na, waarvoor geen diervriendelijker alternatieven bestaan “?

–          Is de ingreep efficiënt?

Eerste objectief van het couperen is altijd geweest en is ook nu: het vermijden van mogelijke en waarschijnlijke verwondingen en infecties bij honden van die rassen waarvan men uit ervaring wist en weet dat ze – om diverse redenen – meer kans hebben die op te lopen.

Dit is een “aanvaardbaar doel” – waarvoor op dit ogenblik geen “diervriendelijker alternatief” bestaat, tenzij men bereid is de Corgi-experimenten van Dr. Bruce Cattanach  ( zie Revue nr.58) op grote schaal verder te zetten en te steunen of veel geld te betalen voor genetisch onderzoek waarvan de opportuniteit zeer discutabel is.

Het couperen heeft eeuwenlang zijn “efficiëntie” bewezen, nu des te meer omdat de ingreep onder totale narcose gebeurt en de nazorg optimaal is.

Het gaat inderdaad om een ingreep met “blijvende” gevolgen: de vraag is of het hier om een “verminking” gaat. Door dit tendentieus woordgebruik is het antwoord reeds vooraf bekend en moet de vraag zelfs niet gesteld worden. Wie immers is pro-verminking?

En schaadt het couperen “ het welzijn van het dier “? Nee, de ingreep is er precies omwille van het welzijn van het dier.

Van twee één: ofwel heeft de minister ( of haar adviseurs) haar eigen criteria niet in acht genomen ( in dat geval is haar adviesverhaal een schijntje) ofwel heeft ze haar criteria wel in acht genomen ( en in dat geval heeft ze ons advies en onze argumentatie losjes en in zijn geheel van tafel geveegd). In beide gevallen heeft het er alle schijn van dat er een groene Europese richtlijn was en dat die hoe dan ook zou worden doorgedrukt – ongeacht wat er in de praktijk met een ras of met een individuele hond zal gebeuren.

3/ “Esthetische” en “historische” redenen ( om te couperen) worden niet aanvaardPunt.

Nu,  “esthetische redenen” zijn bij het couperen nooit primair geweest. Voorts: wat is overigens de grond om “schoonheidsredenen” zomaar in de prullenmand te gooien? Spelen die redenen niet mee bij de keuze voor dit of dat ras? Algemener : spelen esthetische redenen niet mee in een heel groot aantal van de keuzes die mensen maken? Of zal binnenkort  de complete cosmetische chirurgie bij mensen per KB worden verboden?

En “historische redenen”? Is een reden omdat hij “historisch” is, irrelevant? Dit is een moedwillige denkfout. Couperen heeft inderdaad een lange “historie”, een “traditie” – precies omwille van het feit dat het een effectieve ingreep is om leed te vermijden. Was de ingreep niet efficiënt geweest, dan zou ze nooit zo lang meegegaan zijn. In het geval van couperen is “efficiëntie” – één van haar eigen criteria – de reden van de “historiciteit”.

4/     De tekst stelt: “…is nu, door de duidelijk veranderde instelling van de bevolking ook binnen de fokkerij het couperen van oren bijna volledig verlaten.”

Hoezo: “duidelijk veranderde instelling bij de bevolking”? Iedere fokker weet dat hij keer op keer aan kandidaat kopers mag uitleggen waarom het “beter” is om niet te couperen. Mensen vragen geen ongecoupeerde pups – ze wennen er uiteindelijk aanDat is iets heel anders. Je kan ook wennen aan een scheef gebit, een afvallende croupe of aan een karperrug …dat wil nog niet zeggen dat je daar de voorkeur aan geeft. De minister gebruikt hier, zoals wel meer,  een cynisch argument: “ze wennen er toch wel aan”.

Bovendien : als het ooit zover komt dat volop niet-gecoupeerde pups worden gevraagd door de “consument” dan is dan ten eerste geen reden om de keuzemogelijkheid te schrappen, en ten tweede zou dat op zich geen afbreuk doen aan het feit dat het niet-couperen een slechte zaak is. “Meerderheden” zijn bij definitie geen kenners en de geschiedenisboeken staan vol van “meerderheden” die het – achteraf bekeken – bij het verkeerde eind hadden. Politici zouden dat moeten weten; zij bij uitstek. 

Is binnen de fokkerij  het couperen bijna volledig verlaten? Ja hoor, in landen die het verboden hebben – maar niet in de andere. Een vals argument. Dacht de minister dat we haar zo omstandig en zo dikwijls schreven omdat het gezellig corresponderen is met haar?

Dhr Pollet, Belgisch kynoloog met faam en keurmeester van o.a. Boxers, maakt in WOEF nr.451 (pp.39-40) dezelfde fouten. Zijn bottomline is dat we over het hele coupeerverbod niet zo kinderachtig moeten doen, dat het nu eenmaal in de lucht hing, dat we vooral geen dwarsliggers moeten zijn, dat trouwens de “echte” en de “goede” dierenliefhebber al lang begrepen heeft dat oren en staart niet mogen worden gecoupeerd – het gaat tenslotte om een bloederig soort verminking – en dat het enkel kwestie is  uit te maken hoe die lange staart nu moet worden gedragen. Zo zit dat dus volgens dhr. Pollet. Pragmatisme of opportunisme, het zou weinig belang hebben als dhr.Pollet niet een hooggeplaatst functionaris was binnen het FCI. En als dusdanig vertolkt hij zeker niet de de positie van de KMSH en nog veel minder die van de Boxerfokkers ( en deze van fokkers van andere betrokken rassen).

Ter informatie toch nog eens meegegeven dat op 30 september 2000 in Allesandria vertegenwoordigers van 10 nationale boxer clubs een gezamenlijke tekst hebben goedgekeurd waarin ze de vraag van Duitsland om een herziening van de Standaard akteren maar afwijzen en bij de FCI-vertegenwoordigers pleiten voor het behoud van het couperen (oren én staart) in de teksten en commentaren. Gelukkig heeft de standaardcommissie van het FCI in haar commentaar bij de gewijzigde standaard expliciet de mogelijkheid tot couperen behouden.De meeste “dwarsliggers” ( die ofwel collega-keurmeesters van dhr.Pollet zijn ofwel fokker met minimum 20 jaar Boxer ervaring ofwel beide tegelijk) kwamen uit – voor de Boxer- belangrijke naties: Oostenrijk, Belgie,  Frankrijk, Italië, Spanje, Zwitserland, Portugal, Hongarije (en  met volmacht) Croatië en Polen. Vermoedelijk zijn dat in de ogen van dhr. Pollet geen “goede” en geen “echte” boxerliefhebbers: het zij zo, maar het wijst er wèl op dat er binnen de kynologie wel degelijk gefundeerd en breedschalig protest is tegen het coupeerverbod. Als we goed ingelicht zijn is er ook aan de top van het FCI niet zoveel eensgezindheid als dhr.Pollet wil laten geloven. Een vraag aan dhr. Pollet : kan hij een tekst tonen, daterend van voor de tijd dat de politiek er zich ging mee moeien ( ten laatste van 1985 dus) waarin een fokker of een kynoloog  eist dat er een verbod komt op het couperen ? Is de europese conventie en/of het belgisch KB er gekomen op vraag van de kynologie of van een rasclub?Of op grond van partijpolitieke programma’s en groene agenda’s ?

Op één punt heeft hij echter volkomen gelijk: er zijn andere en ernstiger zaken – kwestie is dat nu net die ernstiger problemen alleen maar zullen verergeren door de invoering van een coupeerverbod: enerzijds is er het wegvloeien van ervaring en anderzijds  het verkleinen van de genetische variabiliteit binnen de getroffen rassen. En dàt is het soort probleem dat je niet oplost door een standaardparagraaf te herschrijven en al zeker niet door nog meer maatregelen van groene partijpolitieke origine te omarmen.

Het is gezonder voor geest en lichaam ook op dit gebied geen illusies te koesteren.

5/ wat het couperen van de staart betreft staat in de tekst geen enkel argument contra

De tekst draait om de vraag heen door te stellen dat er hier toch wel een overgangsperiode moet voorzien worden en dat het dan wel vlotjes zal gaan “…zoals in Noorwegen. Daar heeft de fokkerij zich op een periode van enkele jaren volledig aangepast en selecteert men nu op honden met mooie staarten, waar deze vroeger werden afgezet”. Even verder citeert de tekst nog “ Cyprus, Luxemburg, Zwitserland en Zweden”. Opnieuw geen argumenten, maar een verdraaiing van de realiteit: men heeft zich aangepast omdat men wettelijk géén keuze meer had. En ook hier weer dat kleuterklascynisme: “je krijgt nog even de tijd, maar doe dan maar braaf zoals in die voorbeeldige landen. Die kindjes kunnen het wel, waarom kan jij het dan niet?” .

Als je bovendien de genoemde landen door een  kynologische bril bekijkt ( met alle respect voor die naties ) dan is dat niet bepaald indrukwekkend. Jawel : Cyprus – het staat wel degelijk in de tekst. Had de minister het dossier met wat meer interesse en zorgvuldigheid behandeld dan had ze zeker niet verzuimd Oostenrijk, Tsjechië, Portugal, Denemarken, Finland, Griekenland en vooral Duitsland te noemen. Dat zijn namelijk de landen die, samen met de door haar genoemde, de “European Convention for the protection of pet animals” (ETS nr.125) getekendgeratificeerd en in werking gesteld hebben (situatie op 5 oktober 2001). Van deze landen hebben enkel Zwitserland, Zweden, Noorwegen, Griekenland, Oostenrijk en Cyprus onvoorwaardelijk getekend. De andere genoemden tekenden alle bezwaar aan tegen “Artikel 10, paragraaf 1, subparagraaf a” van de conventie aan. Ook België. En die “subparagraaf a” gaat precies over het verbod staarten te couperen.De mogelijkheid van bezwaar tegen “subparagraaf a” was expliciet in de wet mogelijk gemaakt (Art.21) en de meeste landen hebben daar dan ook gebruik van gemaakt. Ook België heeft dat dus gedaan ( in een brief van 12/11/1987 – zie Annex 1), weliswaar onder een andere coalitie.

We merken ook op dat kynologisch belangrijke landen zoals Frankrijk en Italië de Conventie  niet geratificeerd hebben  terwijl het Verenigd Koninkrijk en Spanje de Conventie zelfs niet hebben getekend. Merkwaardig genoeg heeft , volgens dezelfde bron, ook Nederland het verdrag nooit getekend. (bron: Europees Parlement dd. 1 juli 2001 – http://conventions.coe.int/treaty/ )

Maar waarom dan de noodzaak van een  overgangsperiode

De tekst: “… om te vermijden dat duizenden fokteven zouden worden gedood omdat men vreest dat de pups niet meer verkocht zullen raken wanneer ze een staart dragen “. Het staat er zo, zwart op wit. Dit is – naast het feit dat het belachelijk is – een regelrechte belediging voor elke fokker die naam waard. En het zegt tussen de regels ook  veel over wat de minister – of: de overheid in het algemeen- denkt over de rashondenfok. De minister denkt – maar zegt niet:

–          fokkers zien teven uitsluitend als productie-eenheden

–          fokkers fokken om pups – liefst veel – te verkopen

–          laat ze nu maar die vier jaar, dan wennen ze wel en kunnen ze weer verkopen.

Als ons ook enig cynisme is toegestaan: enkel het eerste deel van de derde zin kan kloppen. Als het niet louter gemakzucht is dan zal het altijd aanwezige opportunisme wel zijn duit daartoe bijdragen: sommigen zeggen nu al dat ze niet meer couperen zogezegd omdat ze in dat of dat land niet meer zullen kunnen exposeren of verkopen.Anderen , de “sentimentalisten”, die meestal gevonden worden in kringen van “hobby-fokkers”, hebben het graag over de overboige pijn die hun pups nu kan worden bespaard – maar het is niet volstrekt zinloos in gedachten te houden dat net als het uitzoeken van een passende dekreu, het meedoen aan tententoonstellingen  én de gezondheidstesten op hun eigen teven, het couperen een dure zaak is. Kostendrukkend werken onder het mom van (verkeerd begrepen) gevoeligheid en “dierenliefde”: een truc die goed werkt bij particulieren. Het zijn niet bepaald de moedigsten, maar het zijn wel deze categorieën die de minister  voor haar kar kan spannen.

De rest van de impliciete oordelen bewijst dat de minister – of: de overheid – geen flauw benul heeft waarom rashondenfokkers fokken: geen enkele fokker fokt “om pups te verkopen” of ziet zijn teven als “uitsluitend” geschikt om te fokken. In een ideale wereld zou een fokker enkel die pups fokken die hij wenst om het ras verder te zetten. Friederun Stockmann eindigt er zelfs haar boek mee: het vervelendste aan fokken is dat je pups moet verkopen. Dat is een waarheid waarmee iedere fokker leert leven, maar die duidelijk niet begrepen is op de “bevoegde” diensten.

Dierenarts Rudy De Meester, kabinetsmedewerker van Minister Aelvoet, geeft in het reeds geciteerde WOEF nummer benevens een herhaling van de persmededeling van 11/05/2001 een mooi staaltje van de overheidsvisie. De echte reden waarom er een overgangsperiode van  enkele jaren voor het coupeerverbod op staarten komt: “… . België heeft een belangrijke industriële fokkerij, die ook voor de export fokt, daar moet je vooralsnog rekening mee houden. “ (p.37).  Zout in de wonde: zelfs die enkele jaren uitstel zijn er niet gekomen door het beluisteren van de argumenten van fokkers, maar door te luisteren naar de marchands… die van rashonden enkel en alleen weten dat deze grof geld kunnen opbrengen als ze worden  gekweekt ( want, geachte dr. De Meester, dit is niet fokken!)  op industriële schaal en in dito omstandigheden.

Er mag trouwens op gewezen worden ( voor wie nog illusies mocht koesteren) dat de minister met haar impliciete oordelen hier vervalt in een productiviteitsethos dat haaks staat op de groene beginselen die ze aanhangtrashondenfok kan niet in een logica van productie worden gevat.

6/ de lijst is incoherent en arbitrair.

“Perforeren of inkepen van het oor” is wel toegestaan bij runderen, schapen, geiten, varkens en…katten: “verwijderen van stukjes oorschelp met het doel zwerfkatten te identificeren”. Alles omwille van “identificatie”. Verandert de reden waarom iets gedaan wordt iets aan de handeling zelf? En vallen de genoemde dieren niet binnen de groene cirkel van schroom? Op grond van welke criteria trekt de minister een grens tussen een rashond en een zwerfkat? In haar bezorgdheid om het dierenwelzijn moeten die toch gelijk behandeld worden?

Nog meer van hetzelfde: “amputatie van de staart” is wel toegestaan bij ooien en varkens. En om wat variatie te brengen: “verwijderen van bijtepels” is toegestaan bij runderen, schapen en geiten terwijl het “plaatsen van een neusring” is toegelaten bij runderen en varkens.

Duidelijkheidshalve, bij honden is toegelaten: castratie of sterilisatie en het wegnemen van wolfsklauwtjes.

7/ Iets van onze argumenten moet toch – hoe verknipt ook – doorgedrongen zijn, want in verband met het coupeerverbod voor staarten, voelt het kabinet een bui hangen. Niet getreurd want het kabinet weet er net zoals bij de “duizenden fokteven die zouden worden gedood”  wel raad mee: “Gedurende deze overgangsperiode zal er voor een aantal rassen dat nogal impulsief is, ook dienen geselecteerd te worden naar iets kalmere dieren om te vermijden dat de staarten zullen gekwetst worden.”

U hallucineert niet: ook dit staat er zwart op wit. De overheid vertelt u letterlijk dat u het temperament van een ras moet veranderen (op vier jaar tijd) teneinde later niet beschuldigd te worden van dierenmishandeling ( De stok achter de deur ligt nu al klaar: als de staart gekwetst wordt is dat de schuld van de fokker want hij heeft niet correct geselecteerd op temperament). Die overheid verandertzonder de minste gêne niet enkel het uiterlijk van een ras, maar nu ook het temperament. Je moet met andere woorden het temperament veranderen opdat de lange staart niet zou gekwetst worden, lange staart die er niet eens zou geweest zijn als de overheid zich niet bemoeid had in de eerste plaats! Groene logica.

8/ de minister is daarmee niet aan het einde van haar triomftocht.

In haar slotparagraaf schrijft ze: “aan dit besluit is bijna 15 jaar van besprekingen en overleg voorafgegaan.”  En:  “met dit besluit wordt meteen ook een eerste deel gerealiseerd van wat als doelstelling op vlak van dierenwelzijn werd aangekondigd: het trachten te verzoenen van een maximaal respect voor het dier met de persoonlijke rechten van het individu”.

Haar eerste statement getuigt op zijn zachtst gezegd van veel verbeeldingskracht:

15 jaar? Besprekingen en overleg? De feiten op een rij: de conventie kon pas getekend worden vanaf 13/11/87. Ze is door België ( en zeven andere landen) op diezelfde datum getekend. België ratificeerde, als vijfde land, de conventie op 20/12/91 terwijl deze pas in werking zou treden op 1/5/92. In België zelf trad de conventie in werking op 01/07/92. Dat is: 2 maand nadat ze Europees gezien van kracht werd! Vlugger kon echt niet. De volledige Conventie was al van kracht: enkel subparagraaf 10.1.a was dat niet.

Het resultaat van “15 jaar besprekingen en overleg” is dat de tekst zoals die aanvankelijk werd gepland, gewoon wordt doorgedrukt. Enig resultaat, een  zoethoudertje van 4 jaar – dat ons moet laat wennen. Wennen waaraan? Niet aan lange en stukgeslagen staarten, ook niet aan staarten die op 7,8 of 9 maanden geamputeerd moeten worden (zullen de dierenartsen dan ook principieel weigeren die operatie uit te voeren? –en op dat ogenblik zal het wel om een ernstige operatie gaan!) maar aan het idee dat wij rashondenliefhebbers, samen met onze rassen, belazerd zijn en voor de beleidsmensen overduidelijk “quantité négligable” zijn.

Het tweede statement impliceert dat er nog meer zal volgen – in Revue 58 is uitgebreid verwezen naar de ideeën en teksten die op europees niveau circuleren om de “rashondenfok gezond te maken”. Het kan geen kwaad dat eens te herlezen om een idee te hebben van wat er ons de komende jaren boven het hoofd hangt. Het valt trouwens op dat in de geciteerde interviews in WOEF zowel de kabinetsmedewerker als Dhr.Pollet uitdrukkelijk stellen dat dit coupeerverbod nog maar een begin is van meer “diervriendelijke maatregelen”. Eerstgenoemde heeft ons goede raad: “De fokkerij zou daarbij best eens teruggrijpen naar de oorspronkelijke werkvormen van de hond, die zagen er een stuk gezonder uit” (p.38). O ja? Afgaand op wat de boxerfokkers uit de eerste helft van de vorige eeuw geschreven hebben en afgaand op de foto’s van toen, is dat hoogst twijfelachtig. En verder: ja, Doctor De Meester, onze vaders wisten het ook al, vroeger was het beter. Weinig kans dat het ooit anders wordt.

Nog in die tweede zin lacht de minister ons vierkant uit. “Een maximaal respect voor het dier”? Deze paragrafen van de dierenwelzijnwet gaan in tegen het welzijn van onze honden. Daarom alleen al is het een slechte wet – ook al is de bedoeling, de bescherming van gezelschapsdieren, lovenswaardig. En zou het niet mogelijk zijn dat diegenen die een groot stuk van hun leven bouwen rondom de betrokken rassen, ook het best weten wat “respect voor het dier” in de praktijk betekent? Is die gedachte nu werkelijk zo moeilijk te vatten? Aansluitend daarop: “de persoonlijke rechten van het individu”. Er zou gepreciseerd moeten worden: individuele fokker. Dit KB  zal dicteren wat de individuele fokker met zijn ras moet doen, hoe het eruit moet zien en hoe het temperament moet zijn. De persoonlijke rechten – die hier stoelen op vakmanschap – worden helemaal niet “verzoend” maar genegeerd. Het enig persoonlijk recht dat overschiet is het recht te gehoorzamen aan het dictaat of  “over te schakelen op alternatieven” (  een ander ras gaan fokken.). Dat is wat de tekst van de minister letterlijk zegt.

Samenvatting :

Dit besluit en de motivering gaan tegen het welzijn van ons en van andere betrokken rassen in. De argumentatie van ervaren fokkers werd integraal van tafel geveegd zonder dat ze materieel weerlegd werd. De motivering is  een aaneenschakeling van oppervlakkige vergelijkingen, ongegronde plattitudes en gratuite ethische oordelen. De toepassing van Art.10 §I punt a was, op grond van de europese conventie zèlf, volstrekt overbodig en dat was ook de optie van o.a. de belgische overheid op 12/11/1987.

De tekst duidt op een fundamentele miskenning van de kynologie in haar geheel, zelfs van minachting. De formele grondregel van de positieve lijst is moreel en politiek verwerpelijk. De inhoud van die lijst is incoherent en arbitrair. De uitvoering van dit KB zal dierenleed veroorzaken, zowel voor individuele dieren als voor gehele rassen – gezien de voorspelbaar versnelde inkrimping van de genetische variabiliteit en de onvermijdelijk daaruit volgende erfelijke defecten.

Nu het  KB verschenen is zullen de KMSH  en de betrokken betrokken rasclubs een standpunt moeten innemen. Minimaal kan verwacht worden dat zij zullen weigeren als  “Groene Politie” van het Kabinet te fungeren. Er mag ook verwacht worden dat zij (in gezamenlijk overleg?) een strategie zullen uitzetten om enerzijds deze wet te blijven aanvechten (wellicht juridisch) – want het is en blijft een slecht besluit, hoe men het ook poogt in te kleden – en anderzijds om de gevolgen van dit KB voor het ras, voor het kynologisch leven en voor de individuele bezitter in de praktijk zo klein mogelijk te houden.

Johan Sioen

Annex  1     Voorbehoud van de belgische overheid op 12/11/1987 – ETS 125,                         of : waarom het KB overbodig was.

Reservation contained in a letter from the Permanent Representative, dated 12 November 1987, handed to the Secretary General at the time of signature, on 13 November 1987 and confirmed at the time of deposit of the instrument of ratification, on 20 December 1991 – Or. Fr.

The Government of Belgium declares, in accordance with Article 21 of the Convention, that it avails itself of a reservation in respect of Article 10, paragraph 1, sub-paragraph a of the said Convention :

1. Surgical operations for the purpose of modifying the appearance of a pet animal or for non-curative purposes shall be prohibited and, in particular

a. the docking of tails.

Period covered: 01/07/92 –    

The preceding statement concerns Article(s): 10, 21

Bron : portaalsite European Council, treaties.

Annex 2 :  OFFICIEEL STANDPUNT VAN DE KMSH    (bron: homepage KMSH)

“Wij zijn uiteraard zeer verlegen met dit besluit. Voorwat betreft het coupeerverbod van de staart, gaat het hier om een volledige omkeer door de huidige federale regering, aangezien de vorigen zich hadden verbonden om sommige mogelijkheden toe te laten. Het uitstel van 5 jaar dat voor de staartamputatie wordt verleend betekent eigenlijk een doekje voor het bloeden, des te meer dat het op zo’n korte tijd totaal onmogelijk is het genetisch patrimonium van de betrokken rassen opzij te duiwen, zoals onze politiekers en hun raadgevers blijken te geloven. Nochtans hadden wij noch tijd noch moeite bespaard om het kynologisch standpunt te verdedigen.”